“Wil je ook een Brammetje?” vroeg ik aan mijn oma.
“Nee hoor meisje, neem jij maar lekker.”
We liepen in Rotterdam langs de patatkraam van Bram Ladage.
“Weet je het zeker?” vroeg ik.
“Ja hoor, ik heb niet zo’n trek. Ik neem wel een paar patatjes van jou.” zei oma.
Een páár patatjes van mij??? … ik voelde de paniek door mijn lichaam schieten.
Eeuh… hoeveel is dat? Twee? Of een hele hand? Ik wil mijn patat helemaal niet delen!!! Zelfs niet met mijn lieve oma. Deze zak is van mij. Ik koop liever een hele zak patat voor oma, dan dat ze één patatje uit de mijne pakt… Dit is MIJN ZAK PATAT!
Lees verder onder de afbeelding.
De aantrekkingskracht van verboden voedsel
‘Ongezond’ voedsel (wat dat ook voor jou persoonlijk mag betekenen) kan meer waarde krijgen, wanneer je niet ongezond mág eten. Wanneer je jezelf jarenlang restricties hebt opgelegd. Wanneer je regels hebt gemaakt in je hoofd over wanneer je wél en wanneer je niet ongezond mag eten. Ik gaf mezelf wel toestemming om ongezond te eten buitenshuis, maar thuis moest ik weer ‘gezond’ eten.
Nu wilde oma een paar patatjes en het was nog onduidelijk hoeveel… en dat gaf stress… want hoeveel blijft er dan voor mij over?
Toen ik nog werkte als consultant ging ik vaak op reis naar het buitenland. Ik herinner me nog dat ik (na enkele wijntjes) tegen een collega uitviel. We aten in een Sushi restaurant en kregen allemaal schaaltjes op tafel. Een divers aanbod met lekker eten. Helaas waren er maar 2 vegetarische opties.
Ik had besloten dat deze vegetarische bakjes mijn bakjes waren en had ze al in de buurt van mijn bordje gezet. Toen één van mijn collega’s zei: “Oh dat ziet er lekker uit!” en tegelijkertijd de laatste groentenrol uit dat bakje pakte, gilde ik naar hem : NEEEE! DAT IS MIJN BAKJE!!!
Oef. Ik schrok er zelf van en werd knalrood.
Mijn collega was niet bepaald onder de indruk. “Dan bestellen we toch gewoon nog een bakje?” mompelde hij.
Deze mogelijkheid was niet eens bij me opgekomen omdat ik geen tweede portie durfde te bestellen. Ik was bang dat mijn collega’s zouden denken dat ik een vreetzak was: Dáárom is ze natuurlijk zo dik! Kijk dan hoeveel ze bestelt.
Zullen we een voorafje nemen?
In restaurants voelde ik ook vaak onrust bij voorafjes die je samen deelt. Waar bijvoorbeeld een mandje op tafel werd gezet met een ‘verkeerd aantal’ stukjes brood.
4 personen en 5 stukjes brood!
Dat gaf weer kortsluiting in mijn hoofd: Wie o wie gaat dat laatste stukje opeten? Zal ik ‘m nemen? Zal ik een halve nemen? Zal ik ‘m alvast pakken? Misschien beter van niet. Dat staat zo hebberig. Een halve afbreken alvast?
Wanneer iemand ineens het laatste stukje pakte, was ik met stomheid geslagen: Ik was er nog helemaal niet over uit wie dat laatste stukje zou krijgen!
Werkelijke schaarste en kunstmatige schaarste
Achteraf gezien vind ik mijn reactie niet zo vreemd. Het is een logisch gevolg van een chronisch tekort. Als je jezelf niet vaak wat gunt – en dit het enige moment is dat je jezelf wél wat toestaat – dan is het now or never.
Het is ook logisch dat je bang bent om tekort te komen, als je niet alles kan of wilt eten vanuit overtuiging, religie, ziekte, allergieën of anders. Vooral op momenten waar je zelf geen controle hebt over de bereiding of als boodschappen door anderen gedaan worden.
De angst om tekort te komen, kan ook ontstaan wanneer je jarenlang niet genoeg hebt gekregen. Bijvoorbeeld vanwege een gebrek aan financiële middelen, of omdat je ouders jou als kind op dieet hebben gezet.
Onvoorwaardelijk toestemming om te eten
Het heeft nog jaren geduurd voordat ik mijn eten weer kon delen zonder obsessief te controleren of ik wel genoeg zou krijgen. Eerlijk gezegd: Ik vind het nog steeds niet heel fijn om mijn bord te delen, maar nu durf ik gewoon een extra mandje brood te bestellen zonder schaamte of schuldgevoel.
Ik heb regelmatig in restaurants in gedachten tegen mezelf moeten zeggen:
- Ik heb recht op een tweede portie…
- en een derde… en een vierde.
- Ik mag de helft laten staan.
- Ik mag ook om een doggie bag vragen.
Het verschil is niet zozeer dat ik meer of minder eet… het verschil is dat ik niet meer zo bang ben om tekort te komen. Ik heb daardoor meer rust tijdens het eten. Toen ik mezelf onvoorwaardelijk toestemming gaf om eten, zoveel en zo vaak als ik wilde (ongeacht hoe ‘gezond’ het was en of ik er dik van zou worden) ontstond pas de vrijheid om keuzes te maken die bij mij passen.
Daardoor kon het chronische onrustige gevoel van ‘dadelijk kom ik iets tekort’ langzaam wegebben… want ik doe mezelf niet meer tekort.
Take care, self care,