Ik weet heus wel wat je denkt

​“Ik bestelde een grote patat… en toen zág ik haar denken.” zei ik tijdens groepstherapie in de kliniek voor eetverslavingen. We zaten in een ronde kring en bespraken in deze sessie de schaamte rondom eten in het openbaar.

“Wat dacht ze dan precies?” vroeg de groepstherapeute.
“Zou je dat nou wel doen, als je dik bent?” zei ik.
“Weet je dat zeker? Kun je gedachten lezen?” vroeg de therapeute.
“Nou, ik weet heus wel wat ze dacht hoor.” mompelde ik geïrriteerd.

“Ok. Laten we een oefening doen. Waar denk ik nu aan?” vroeg de therapeute met een neutrale blik.
“Jij denkt dat ik het veel te negatief zie.” zei ik.
“Wat denk jij dat ik denk?” vroeg ze aan de persoon naast mij.
“Euh, jij denkt dat het tussen onze oren zit”
“En jij?”

We gingen de hele groep rond. Iedereen vulde in, wat zij dachten dat de therapeute dacht. “Dat is interessant” zei de therapeute tot slot, “want ik dacht aan de kleur rood.”

“Ah wat flauw” riepen we bijna in koor.

NIVEA

Jenny Klijnsmit kijkt door haar bril

Maar het punt was gemaakt. We weten inderdaad niet letterlijk wat de ander denkt. Het was ook een reflectie van onszelf over de ander. De bril waardoor wij naar de wereld kijken. Een flauwe oefening omdat de therapeute opzettelijk geen emoties probeerde te tonen. NIVEA noemde ze het, een afkorting voor Niet Invullen Voor Een Ander maar altijd bij de ander checken of het klopt wat je vermoedt. Door objectief te benoemen wat je ziet en een open vraag te stellen.

“Ik zie dat je [ benoem gedrag ]. Kun je me vertellen wat je daarmee bedoelt?”

Tijdens de groepssessies werd deze handige techniek gebruikt om meer duidelijkheid te krijgen over wat we onderling werkelijk denken. Maar buiten de veilige muren van de kliniek, bleken mensen niet altijd bereid te zijn om te vertellen wat ze werkelijk denken. Mensen (en ik ook) verklaren soms met tranen in hun ogen ‘het kan me echt niks schelen’, terwijl er duidelijk nog veel speelt. En ik heb ook wel eens iemand aan de lijn gehad die vloekte en tierde en bleef volhouden niet boos te zijn.

LICHAAMSTAAL

Mensen die op jonge leeftijd gepest zijn (zoals dikke kinderen) leren al snel om extra alert te zijn op non verbaal gedrag, want je weet dat het elk moment mis kan gaan. Je ziet het aankomen door de gezichtsuitdrukking en de houding van het lichaam. Je leert noodgedwongen vooral te vertrouwen op lichaamstaal want die liegt niet.

Het idee dat dikke mensen niet goed kunnen inschatten wat een ander over hen denkt is een fabeltje. Reken maar dat wij aan lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen kunnen zien wat mensen denken, zonder letterlijk te hoeven weten wat ze denken.

MICRO AGRESSIE

Een coach vroeg ooit eens of ik vaak negatieve opmerkingen krijg over mijn lichaam. Ze vroeg zich af hoeveel last ik er nou werkelijk van had. In haar praktijk vond ze het eigenlijk wel meevallen. “Het zit meer tussen de oren.” beweerde ze. “Hoe vaak ben je dan precies uitgescholden?” Ze wilde het concreet maken.

Maar daar gaat het niet om…

Ik ben niet vaak uitgescholden. Discriminatie hoeft geen akelige rechtstreekse opmerking te zijn. Dat is enkel een deel van het probleem omdat je daardoor bang kan zijn dat het weer gebeurt. Maar het zit ‘m ook in de microagressie. De constante stroom van sociaal geaccepteerde opmerkingen waar je je dagelijks doorheen moet waden.

Bijvoorbeeld de neerbuigende manier van spreken over super dikke mensen. Of de manier waarop mensen tijdens de lunch hun eigen eetgedrag negatief beoordelen. Mensen die in hun lichaam knijpen en tegen mij zeggen dat ze er nu echt wat aan moeten doen. Deze opmerkingen gaan niet specifiek over mijn lichaam, het gaat vaak over hun eigen lichaam. Maar het gaat vooral over het algemeen geaccepteerde idee dat het verkeerd, fout en vooral super ongezond is om dik te zijn. En dat alle zeilen moeten worden bijgezet om in godsnaam niet dikker te worden. En ik ben dik.

TROEFKAART

Als ik probeer te checken wat ze hiermee bedoelen, wordt automatisch de gezondheidsmodus geactiveerd. De focus van het gesprek wordt direct verlegd naar de gezondheidsstatus van dikke mensen – een zaak die normaliter uitermate privé is. En omdat het inhumaan is om anti-gezondheid te zijn, hebben ze de ultieme troefkaart in handen. The moral higher ground. Niets tegen in te brengen. Je wil toch niet eerder dood? Of wel soms?

Waarschijnlijk heb je het negen van de tien keer gewoon bij het juiste eind als je denkt: “Ik zie je denken.” Het is inderdáád een reflectie van jezelf wanneer je iets invult voor een ander. Het is inderdaad de bril waardoor jij naar de wereld kijkt. Maar die bril heb je niet zelf met zorg uitgekozen. Die is ongevraagd op je neus geplempt. De kijk die je hebt op de wereld is gebaseerd op jarenlange fat fobische ervaringen. Bewust en onbewust.

Het idee dat het ‘allemaal tussen onze oren zit’ omdat we onzeker zijn over ons eigen lichaam is achterhaald. Het gaat voorbij de lichaamstaal die we waarnemen, onze persoonlijke negatieve ervaringen en de bekrompen opvattingen in onze dieetcultuur over dikke mensen waaraan wij bloot staan. Of je nu ooit slank was of altijd dik bent geweest.

Het is daarom niet nodig dat wij ‘neutraler’ naar de ander leren kijken. Mensen moeten neutraler over óns gaan denken. Zij moeten zelf hun negatieve vooroordelen jegens dikke mensen inhoudelijk bevragen. Waar komt die bemoeizucht over gezondheid vandaan? Wie of wat heeft hen gevoed met nonsens over slechte karaktereigenschappen? Kloppen die aannames wel? Tussen wie z’n oren zit het eigenlijk?

VERTROUW OP JEZELF

Vertrouw er maar op dat jij heus wel weet wat er speelt als je The Look krijgt. Ongeacht of iemand dit wil of kán toegeven aan zichzelf op het moment dat je het voorzichtig checkt. Je bent niet achterdochtig of negatief. Je bent niet onzeker. Het is geen ‘projectie’ maar levenswijsheid gebaseerd op realistische ervaringen. Laat je niets aanpraten. Mensen die er niet bij waren, kunnen het niet beter beoordelen dan jij. Vertrouw jezelf. Ook al zit je er vast wel eens een keertje naast. #powertothefatpeople #fuckdietculture

Take care, self care,