“Waarom kun je dat zelf niet zien?” vroeg ze.
“Ik weet het niet.” Zei ik zacht.
Ik voelde me nog kleiner dat ik al was. Ik wou dat ze hiermee stopte. Niet alleen faal ik om mijn eigen schoonheid te kunnen zien. Tegelijkertijd weet iedereen blijkbaar dat ik wel een mooie meid ben. Ik zie het alleen zelf niet.
Ik vind het niet fijn dat ze benadrukt dat ik wel mooi ben, terwijl ik volgens haar incompetent ben om dit zelf in te zien. Als ze vraagt waarom, geeft ze me het gevoel dat ik mezelf moet verklaren. Ik moet een reden geven waarom alle complimenten op me afketsen als zonlicht op een spiegel. Maar ik weet niet waarom…
Ik ben gewoon realistisch. Ik zie er niet uit. Ik ben bang dat ik nooit zal geloven dat iemand me ooit mooi gaat vinden. Hooguit mannen met een fetisj. Die seks willen en verder niets.
Ze bereikt het tegenovergestelde. Ze vertelt me dat mijn ervaring over mezelf niet klopt. Dat mijn gevoelens over mezelf niet echt zijn. Dat ik een negatief zelfbeeld heb. Dat ik de werkelijkheid niet kan zien. Maar dit is mijn werkelijkheid.
Ze probeert me te laten inzien dat ik wél mooi ben. Ik ben niet klaar daarvoor. Zeggen dat ik mooi ben terwijl ik vind van niet voelt alsof ze tegen me liegt.
Ik wou dat ze zich kon verplaatsen in mijn schoenen. Loop een stukje met me op. Dat ze zich kon inleven hoe kut dat is als je niets leuk vindt aan jezelf. Dat het moeilijk is om te geloven dat je goed genoeg bent als je zeker weet van niet. Dat het soms lijkt alsof het over iemand anders gaat als ze zich positief over mij uitlaten.
Waarom focussen we niet op het idee dat het niet uitmaakt of je mooi bent. Dat je misschien meer aandacht krijgt van mannen. Maar dat het niet nodig is voor een normaal leven. Dat als ik mezelf genoeg aandacht geef dat ik minder afhankelijk ben van de aandacht van anderen. Dat het gewoon wat minder uitmaakt óf ik mooi ben.