Ik heb mezelf een paar jaar geleden een levenslang abonnement gegeven op geen sportschool. Ik kan niet beschrijven hoe opgelucht ik was toen ik mezelf eindelijk toestemming gaf om never ever again te hoeven sporten. Sporten was altijd zo’n verschrikkelijke last op mijn schouders.
Mijn grootste motivatie om te gaan sporten was schaamte. Ik vond mezelf een lui varken omdat ik niet van sporten hield. Maar ik moet sporten. Het moet.
Ik hoorde vaak over dat stofje in je hersenen dat een goed gevoel teweeg zou moeten brengen, maar ik heb het nooit gevoeld. Toch sleurde ik mezelf keer op keer naar de sportschool. Want nu ga ik het wel volhouden!
De jaren daarvoor had ik mijn knieën al flink naar de knoppen geholpen door gewoon door te gaan met lunches en squats, terwijl mijn knieën helemaal niet meer wilden. Aan de knietjes lag het niet. Zij gaven op het juiste moment hele duidelijke signalen: “Hallo! Stop eens! Dit doet pijn!”
“Hou vol! Nog 8 keer!” Riep de instructrice.
“Ik ben een zwakkeling als ik nu stop. Ik laat me niet kennen hoor. Ik zet gewoon door.” dacht ik…. maar er zit een grens aan doorzettingsvermogen en die grens ligt precies dáár waar het ten koste gaat van jezelf. Het is kost heel wat meer lef om je grenzen te bepalen, je grenzen aan te geven en niet met de meute mee te hobbelen. En waarom mochten ze mij eigenlijk niet kennen? Wat is er stoer aan doorzetten als het pijn doet?
De dag na het sporten wilden mijn benen meestal niet meer de trap af en moest ik mezelf steeds hangend aan de leuning op mijn bips naar beneden laten zakken.
Het punt is: ik was steeds trots op mezelf als ik had gesport. En ik wilde mezelf altijd wegen daarna, om te kijken of er al een onsje vanaf was.
Nee, ik vind de sportschool niet leuk. En iets wat je niet leuk vindt, doe je liever niet. Maar ’trots zijn’ vond ik wel leuk. Zelfs een beetje verslavend. Ik wilde mezelf oké vinden ipv een lui varken. En ik wilde graag dat anderen me ook oké zouden vinden…
Alsof ik bestaansrecht kon verkrijgen door af te vallen. Niet wetende (en geloven) dat ieder mens reeds bestaansrecht bij zijn geboorte krijgt. En in de tussentijd liet ik mijn omgeving goed weten: “Ik ben misschien wel dik, maar ik doe er wél wat aan hoor.”
Nou ja… dat moest dan maar genoeg zijn.
Ik heb veel geprobeerd, ook buiten de sportschool, met een personal trainer, met bal met racket, met vrienden, familie ga zo maar door. Zeker een paar weken hield ik het vol, maar niets vond ik écht leuk… omdat de onderliggende motivatie altijd afvallen was.
Er was nog maar 1 optie: niet sporten.
Wetende dat bewegen goed is voor mijn lijf, maar realiseren dat het niet ten koste mag gaan van mijn mentale en fysieke gesteldheid. Ik kon het niet meer opbrengen. Het is klaar. Ik ga nooit meer sporten! Dan maar eerder dood. Ik ga niet 5 jaar van mijn leven afzien opdat ik vijf jaar langer leef.
Ik wil geen lang en gezond kutleven. Fuck it!
Het was heerlijk. Wat een opluchting.
Wat een vrijheid!
Ik moet niet meer.
Dat duurde een jaar ongeveer en toen het ‘moeten’ er eindelijk af was, kreeg ik oprecht zin om te lopen en te fietsen.
Zomaar uit het niets. Ik had gewoon zin om niet steeds de auto te pakken maar ook eens de tram of de fiets. Ik heb de afgelopen jaren meer bewogen dan ik ooit in de sportschool heb vertoefd. Zonder weerzin. In vrijheid.
Take care, self care,